Maglor is de tweede zoon van Fëanor en Nerdanel. Hij had zes broers: Maedhros, Caranthir, Curufin, Celegorm, Amrod en Amras. Hij was de grootste zanger van de Noldor en leek meer op zijn moeder dan zijn vader. Maglor bezat ook het zwaard Narsil, het zelfde zwaard kwam later in het bezit van Elendil en zijn erfgenaam Aragorn II.
De Grote Slagen van Beleriand[]
De Dagorn-nuin-Giliath[]
Maglor zweerde net als Fëanor en zijn broers de Eed van Fëanor. Hij vertrok uit Valinor en kwam aan in Midden-aarde. Maglor had tegengestemd toen zijn vader de Noldor, die Fingolfin en Finarfin trouw waren, achter liet en de schepen verbrande. Maar hij legde zich er bij neer en vocht in de Dagor-nuin-Giliath. Hij zag in deze slag zijn vader sterven toen hij aangevallen werd door de Balrogs. Hij en zijn broer wisten hem te redden maar hij was inmiddels al stervende. Zijn broer, Maedhros, werd de nieuwe Hoge-Koning van de Noldor. Maedhros ging met een paar andere Noldor naar Angband om met Morgoth te onderhandelen. Ze namen beide meer mensen mee dan was afgesproken, maar Morgoth had er meer en Maedhros werd gevangen genomen. De andere zonen van Fëanor dachten dat hij dood was en Maglor nam de titel Hoge-Koning van de Noldor, hoewel hij niet tot de Hoge-Koningen van de Noldor wordt gerekend. Fingon, Maglor’s neef, redde Maedhros met hulp van Thorondor, koning van de Adelaars. Maedhros gaf zijn, en dat van zijn broers, rechten op over het koningschap van de Noldor. Omdat Maedhros zag dat er ruzie was tussen zijn broers, vooral Caranthir, Curufin en Celegorm, vertrok hij met Maglor en de Fëanorianen, de Noldor die Fëanor trouw waren, naar andere gebieden. Maglor had hier zijn eigen land, Maglor’s kloof, een land dat tussen Himring en de Blauwe Bergen ligt. Het was het meest vatbaar voor aanvallen.
De Dagor Bragollach en de Nirnaeth Arnoediad[]
Maglor had zijn land voor 450 jaar verdedigd tegen vijanden verdedigd, hoewel er in de Dagor Aglareb een paar groepen Orks doorheen waren gebroken. Bij de Dagor Bragollach, de Slag van de Plotselinge Vlam, werden zijn ruiters levend verbrand op Ard-Galen, dat daarna Anfauglith werd genoemd. Zelf vocht hij om Maglor’s Kloof maar hij verloor het gevecht en trok met zware verliezen terug naar Himring, het fort van Maedhros. Zijn hele land was verwoest door Glaurung, de eerste der Draken. Caranthir, Curufin, Celegorm en Amrod waren ook gevlucht. Caranthir en Amrod naar de Amon Ereb waar ze zich herstelden en langzaam Oost-Beleriand bevrijden van de Orks. Curufin en Celegorm vluchten naar Nargothrond en verbleven daar lang. Zestien jaar later waren hij en zijn broers bij de Unie van Maedhros. Samen marcheerden hij en zijn broers in het leger van Maedhros tijdens de Nirnaeth Arnoediad. Hier vonden vele problemen plaats, zo waren de Oosterlingen van het Huis van Ulfang verraders. Hij vermoorde Uldor en de Zonen van Bór, Oosterlingen die trouw waren gebleven aan Maedhros, doodde de andere zonen van Ulfang. Dit verraad had er voor gezorgd dat de slag verloren was. Maedhros en Maglor vluchtten uit hun fort en sloten zich aan bij Caranthir en Amrod op de Amon Ereb, hier waren nu ook Curufin en Celegorm.
De Broedermoorden op de Eldar[]
In de jaren voor de slag hadden Beren en Lúthien een Silmaril uit Morgoth’s IJzerenkroon gestolen. Deze Silmaril was nu over gegaan op Dior, hun zoon. De zonen van Fëanor besloten Doriath, want Dior was de Koning van Doriath, aan te vallen. Caranthir, Curufin en Celegorm stierven in deze slag. Na de dood kreeg Maglor Caranthir's zwaard, Narsil. De Silmaril was verdwenen na het gevecht en de moeite was voor niks geweest. Alleen Maedhros, de oudste zoon, Maglor en Amrod, de jongste, waren nu nog over. Kort hierna ontdekte ze dat Elwing, de dochter van Dior, met de Silmaril in de Mondingen van de Sirion leefde. Ze besloten om hun niet aan te vallen, ze wilden deze bloedbaden zelf ook niet. Later kwam de Eed van Fëanor weer bij hun boven en uiteindelijk besloten ze tocht aan te vallen. Bij de Broedermoord bij de Mondingen van de Sirion bevochten ze de vluchtelingen van Doriath en Gondolin en de Fëanorianen die de gruweldaden zat waren. Ook in deze slag keer ontsnapte Elwing met de Silmaril en ze vaarde naar Valinor, samen met Ëarendil haar man. Wel ontvoerde ze Elros en Elrond, de zonen van Elwing en Ëarendil, en was Amrod gestorven. Maglor werd bevriend met de tweeling en liet ze uiteindelijk vrij. Elros gaf hij ook zijn zwaard, Narsil.
Het Einde van de Eed en Latere Leven[]
Ëarendil en Elwing hadden bij de Valar om vergeving voor de twee volkeren, Elfen en Mensen, gevraagd. De Valar gaven hun een tweede kans en vielen Morgoth aan. Angband werd verwoest, de twee overige Silmarillen werden gevonden en vele duistere wezens waren vernietigd. Maedhros en Maglor vroegen nu om de Silmarillen aan Eonwe, maar hij weigerde. Maglor wilde het er bij laten maar zijn broer Maedhros wist dat ze niet konden leven zonder de Silmarillen, anders zouden ze hun eed breken. Die nacht drongen ze het kamp binnen en stalen de Silmarillen. Ze werden ontdekt toen ze vluchtte maar Eonwe verbood het om de twee te doden. De Silmarillen verbrande de handen van Maglor en Maedhros, ze gooide hun Silmarillen weg. Maedhros gooide zichzelf met de Silmaril in een put in de aarde en Maglor gooide alleen zijn Silmaril in de zee, ze zouden kwijt zijn tot het Einde der Tijden. Maglor overleefde dit alles en liep langs de kusten en zong over pijn en liefde. Het was hem verboden om terug naar Valinor te keren en hij moest afwachten tot het Einde der Tijden. Hij schreef het gedicht Noldolantë, de Val van de Noldor, op een onbekend punt in zijn leven.
Maglor had een vrouw en het was mogelijk dat hij kinderen had, maar nooit zijn er namen over gegeven.
Naam[]
Maglor is Sindarijns voor zijn moedersnaam Macalaurë, Quenya voor Goudmes. Ook was hij bekend als Sterke-Stem. De betekenis van zijn vadersnaam is niet zeker, maar er wordt gezegd dat Canafinwë Leidende-Finwë betekent. Ook had hij de volgende titel, Heer van Maglor’s Kloof. Ook heeft hij de titel Hoge-Koning van de Noldor kort gehad.
Voorganger: Maedhros |
Hoge-Koning van de Noldor 1498 B-5 I |
Opvolger: Fingolfin |
Voorganger: Niemand |
Heer van Maglor's Kloof 6-445 I |
Opvolger: Niemand, het land werd verwoest door Glaurung |