Éothéod, betekent paarden-heren, was een volk van de Noordmannen en ook de voorvaderen van de Rohirim.
Nadat de wagenrijders, met hulp van Gondor, uit hun landen waren verdreven waren de Noordmannne weer vrij. Frumgar leidde zijn volk naar de Valei van de Anduin. Het land waar zij woonden werd Éothéod, soms ook het Land van de Éothéod, Éothéod, genoemd. Het land Angmar was kort hiervoor gevallen.
In deze tijd leefden er nog draken in de Grijze Bergen. Scatha de Worm was een van de draken die hun teroriseerden. Fram, zoon van Frumgar, doodde de draak. Zowel de Éothéod als de Dwergen eisden de schat van Scatha op. Die laatste claimde hem omdat de schat gestolen was van de Dwergen. Fram besloot de tanden van Scatha te houden maar de rest van de schat gaf hij aan de dwergen terug. Uit een van de tanden werd de Hoorn van Rohan gemaakt. In deze tijd werd ook de hoofdstad gesticht, Framsburg, vernoemd naar Fram.
In de regeerperiode van Fram's afstameling Léod was Felaróf, voorvader van de Maeras, in het land geboren. Léod probeerde het dier te temen maar in deze poging stierf hij. Eorl de Jonge, zoon van Léod, was erg verdrietig om zijn vader maar inplaats van het te doden temde hij het paard.
In de tijd van Stadhouder Cirion vielen de Balchoth, wagenrijders, Gondor binnen. Cirion vroeg om hulp bij de Éothéod en koning Eorl reed uit. Eorl kwam net optijd bij de Velden van Celebrant en samen versloegen ze de Balchath. Cirion vroeg aan Eorl of hij Calenardhon, de noordelijke provincie van Gondor, wilde verdedigen. Eorl en zijn ridders deden dat en Cirion zat natedenken hoe hij de Éothéod moest belonen.
Na drie maanden wist hij het en hij ging samen met Eorl naar de Amon Anwar, de heuvel waar Elendil's Tombe lag. Op deze plaats zweerde Cirion en Eorl dat zij en hun afstamelingen altijd bondgenoten zouden blijven, dit was de Eed van Eorl. Cirion gaf daarna Calenardhon, behalve Anorien en Angrenost, aan de Éothéod. Hierna zouden de Éothéod bekend kommen te staan als de Rohirim, Sindarijns voor Paarden-Heren, en hun land werd Rohan, Sindarijns voor de Ridder-Mark, genoemd. De Éothéod zelf noemde zich Eorlingas, de volgers van Eorl.