Tolkien wiki
Registreer
Advertisement


Arnor was het noordelijke koninkrijk van de Dúnedain en was gesticht door Elendil. In 1975 werd het rijk veroverd door Angmar en in de Vierde Era werd het herbouwd door Aragorn Elessar, Koning van Gondor.

Geschiedenis[]

Stichting[]

Arnor was het noordelijke Dúnedain rijk. Het is verwant met Gondor. Arnor werd gesticht door Elendil uit Númenor.[1]

Splitsing[]

Koning Eärendel had drie zonen en nadat hun vader dood was claimde alle drie de zonen het koningschap over Arnor. Er is maar een zoon bekend, Amlaith van Fornost, hij was de oudste. Amlaith kwam in een conflict met de Tweede Zoon en de Derde Zoon. Amlaith was niet sterk genoeg om het hele koninkrijk op te eisen en werd alleen koning van Arthedain, waar de Dúnedain het talrijkst waren. De Tweede Zoon stichte Cardolan, hier waren de Dúnedain met weinig, en de Derde Broer Rhudaur, hier waren er nog minder Dúnedain.

In de regeerperiode van Koning Malvegil kwam de Tovenaar-Koning in Angmar, een land ten noorden van Rhudaur en dat oorspronkelijk deel uitmaakte van het land van Arthedain. Zijn zoon, Argeleb I, eiste het koningschap over alle drie de rijken. Cardolan accepteerde dit maar Rhudaur weigerde dit en sloot een bondgenootschap met de Tovenaar-Koning. De Dúnedain waren bijna allemaal uitgestorven en de Vorst van de Heuvelmensen hadden de macht. Argeleb I verklaarde de oorlog en in een van de gevechten tusen Arthedain en Rhudaur stierf de koning. Zijn zoon, Arveleg I, bouwde met Cardolan en de Elfen een verdedigingslinie bij de de Weerheuvels. Waarschijnlijk gebruikte ze de Palantír van Amon Sûl om te verzien waneer er een aanval kwam. De Tovenaar-Koning omsingelde in het jaar 1408 met een groot leger Amon Sûl en doodde Koning Arveleg. Een paar Dúnedain ontsnapte met de Palantir.

De overwinningen van Araphor en Araval[]

In hetzelfde jaar werd Cardolan aangevallen en in Rhudaur werden de laatste Dúnedain uitgemoord, slechts een aantal kon naar Arthedain vluchtten. De Tovenaar-Koning kon nu zijn hele leger gebruiken om het laatste rijk, Arthedain, te verwoesten. Met een groot leger marcheerde hij naar Fornost. De Jonge Araphor, koning maar nog niet eens volwassen, moest het nu tegen de Tovenaar-Koning opnemen. Hij verdreef met hulp van de Elfen de Tovenaar-Koning uit zijn landen. Arthedain had echter op het randje van de afgrond gestaan. Kort na de oorlog bleek dat de Dúnedain van Cardolan nog steeds stand hielden in Tyrn Gorthad. Araphor verdreef met de hulp van de Elfen de legers van Angmar uit zijn land en dat van Cardolan. Vanaf nu stond Arthedain vaak ook bekend als Arnor. In de regeerperiode van Araval was er vrede in Arthedain en het was sterk genoeg om te helpen met opnieuw te bevolken van Cardolan. In deze tijd had Koning Araval ook een grote overwinning op Angmar. Vlak hierna kwam de Grote Plaag ook in het rijk van Arnor. Vooral in Minhiriaht, Zuid-Cardolan, sloeg de Pest hard toe. De Tovenaar-Koning had hier ook last van maar het was altijd nog minder dan in de twee rijken van Arnor. De Tovenaar-Koning stuurde nu de Grafgeesten, kwade geesten uit Angmar en Rhudaur, naar Tyrn Gorthad en de stad werd verwoest. Alleen Arthedain bleef over en kon Fornost en de Noordelijke Heuvels redden. De Torenheuvels bleven ook onder het bestuur van Arthedain omdat ze dicht bij Lindon lagen, de Tovenaar-Koning was toen nog te zwak om ook de Elfen aantevallen.

De Val van Arnor[]

In 1973 viel Angmar opnieuw Arthedain binnen. Arvedui, de laatste koning, vroeg om hulp bij het zuiderlijke koninkrijk Gondor maar het kwam niet optijd. In 1944 werd de stad verwoest maar Arvedui ontsnapte met zijn lijfwacht naar de Noorderheuvels. Hij probeerde hier zich nog te handhaven maar de Tovenaar-Koning viel hun opnieuw aan en in 1975 was het koninkrijk voor goed ten einde. Arvedui en een aantal van zijn lijfwacht wisten nog te ontsnapen naar Forochel en zochten onderdak bij de Lossoth. Een jaar later kwam Eärnur met een groot leger uit Gondor hun broeders te hulp. Aranarth, zoon van Arvedui, verzamelde de Dúnedain die ontsnapt waren aan de Tovenaar-Koning en voegde zich bij het leger van Eärnur. Met de Elfen versloegen zij samen de Tovenaar-Koning bij de Slag bij Fornost, die niet in Fornost zelf werd gevochten maar bij het Avondschemermeer. Later vernietigden ze Angmar. Círdan had een schip gestuurd maar het schip zonk tijdens een storm in de IJsbaai van Forochel. Arvedui was met de Palantíri verloren gegaan. Jammer genoeg waren de Dúnedain niet sterk genoeg en het koninkrijk Arnor werd niet herbouwd.

De Dolers van het Noorden en de Herbouwing[]

Alle overgebleven Dúnedain gingen leven als Dolers onderleiding van de afstammelingen van Koning Arvedui van Arthedain. Die afstammelingen gingen zich Hoofden van de Dúnedain noemen. Aranarth was de eerste en in zijn tijd leefde de Dúnedain als dolers in de wildernis en zorgde ervoor dat geen kwaad wezen in de Gouw of Breeg kwam. Dit ging eeuwen door tot Aragorn Elessar, het Laatste Hoofd van de Dúnedain, Hoge Koning van Gondor en Arnor werd. In de Vierde Era bloeide Arnor weer op, maar het werd nooit meer zo mooi als onder het bewind van Elendil.

Palantíri[]

Dankzij Elendil had Arnor ook Palantíri. Het waren er drie van de zeven. Elendil plaatste de grootste steen op de wachttoren van Amon Sûl. De tweede en kleinere steen bewaarde Elendil bij zichzelf in Annúminas. De andere was een hele speciale steen en werd bewaard door de Elfen van Lindon op de Toren van Elostirion. Zo kon Elendil uitkijken naar zee, naar Tol Eressëa.

De eerste twee stenen kwamen in het bezit van Arthedain tijdens de oorlog met Angmar. Ze werden naar Fornost gebracht om ze te bewaren. Toen Koning Arvedui vluchtte nam hij de twee stenen mee, maar verdronk op het schip van Círdan. De laatste steen nam Elrond mee toen hij wegging uit Midden-aarde.

Zie ook[]

  • Lijst van koningen van Arnor

Bronnen en referenties[]

Advertisement